Won’t Back Down

Wat doe je wanneer de school waar je dochter op zit niet voldoet? De zwakke docenten die er lesgeven hebben ‘tenure’ en kunnen door de grote invloed van de vakbonden vrijwel niet ontslagen worden terwijl zij eigenlijk niet functioneren. Met deze vraag worstelde Jamie Fitzpatrick, de moeder van Malia, in de film Won’t Back Down.

De film begint met een aangrijpende scene waarin Malia haar best doet om een regel tekst van het bord te lezen. Malia heeft hier moeite mee, maar doet haar best. Om haar heen zitten kinderen ongeïnteresseerd in de bankjes, bezig met andere dingen en Malia vinden ze maar dom. De docent zit er net zo ongeïnteresseerd bij. Doet geen moeite om Malia te helpen.

Het schoolsysteem faalt, maar toch gaat het rustig door… Om Malia op een andere, betere school te krijgen moet ze ingeschreven worden voor een loting. Drie plekken zijn er voor talloze kinderen. Drie gelukkigen en veel kinderen die verder moeten op de school waar ze hun tijd doorbrengen.

Bij de loting loopt Jamie een lerares tegen het lijf die haar zoon ook op de beter bekend staande Rosa Parks Elementary probeert te krijgen. Beide moeders zijn teleurgesteld, en vinden elkaar uiteindelijk in hun strijd om beter onderwijs. Nona, de lerares, komt in gesprek met Jamie tot de conclusie dat het beter moet op Adams elementary en besluit de schouders eronder te zetten.

Dan begint de strijd om beter onderwijs op deze school. Het systeem is gericht op ontmoediging, telkens zijn er procedures waarin ze verzeild raken. Maar zoals de titel van de film al doet vermoeden deinzen ze hiervoor niet terug. Er wordt een plan opgesteld om de school te verbeteren, maar daarvoor is steun nodig en dat is nog geen gemakkelijke opgave.

De belangrijkste verbetering volgens Nona zit hem in de houding van de leraren ten opzichte van hun leerlingen. “Hogere verwachtingen” geeft ze als antwoord op de vraag wat er moet verbeteren. Na het uitspreken van deze wens gaat Nona er volledig voor om het onderwijs te verbeteren. De strijd gaat voort om steun te krijgen.

De film laat vooral de strijd van een moeder zien die het beste onderwijs voor haar dochter wil. Er is in de film twijfel te zien bij leraren. Twijfel over de baangarantie en het vasthouden aan vakbondsgaranties of volledig inzetten voor goed onderwijs. Deze twijfel en strijd is aardig in beeld gebracht, maar de film kent wel een behoorlijk voorspelbaar verloop. Uiteraard eindigt de film met een scene die behoorlijk lijkt op de openingsscene.

Op zoek naar de juiste opstelling

Nederland bestaat uit 15 miljoen bondscoaches, die allemaal weten wat de juiste opstelling is. Ook ik ben daar eentje van. Toch is het soms verdraaid lastig om de juiste opstelling neer te zetten, niet op het veld maar in mijn lokaal. Op het veld weet je dat het er altijd elf zullen zijn, in ieder geval bij aanvang van de wedstrijd. In mijn lokaal varieert dat, groepen van twintig opgevolgd door een groep van dertig of soms nog net wat groter dan dat…

Lopende door de school spiek ik af en toe eens bij collega’s. Hoe pakken zij dat aan? Hoe staan de tafels daar? Er worden bij ons op school meer dan tien verschillende vakken gegeven, door ongeveer zestig verschillende docenten. Toch zie je dat niet af aan de lokalen. Afgezien van wat andere posters aan de muren ziet vrijwel de gehele school er hetzelfde uit. Slechts de lokalen voor beeldende vorming en een enkel ‘normaal’ lokaal zien er wat anders uit. Strakke rijtjes, gericht naar het bord, lokaal na lokaal hetzelfde.

Wanneer er niets verandert, doe ik gewoon wat ik gewend ben

Zo’n omgeving komt op mij weinig inspirerend over. Daarnaast heb ik last van gemakzucht, dus wanneer er niets verandert doe ik gewoon wat ik gewend ben. Staat een lokaal in rijtjes, klets ik gerust een heel uur vol met de leerlingen. Niet dat dit altijd heel effectief is, maar het gebeurt. Daarom ben ik de afgelopen jaren een beetje aan het experimenteren geweest met mijn opstelling. Zoeken naar datgene wat werkt, in mijn situatie, voor de doelen die ik gesteld heb. Ook de aard van de vakken kan uitmaken wat de beste opstelling is. Ik wil een lokaal waarin meerdere vormen van onderwijs plaats kunnen vinden: een ruimte om te presenteren, om rustig te kunnen werken maar ook om leerlingen in interactie met elkaar zich de stof eigen te kunnen laten maken.

Interactie tussen leerlingen stimuleren doe je niet in een lokaal waarin alles netjes in rijtjes staat, gericht op een docent. De rijtjes verdwenen dus al snel uit het lokaal. Maar wat is dan de ideale groepsgrootte? Ik heb rustig geëxperimenteerd met groepen van vier, zes en acht. Tot ik op het idee kwam om niet alle groepen even groot te laten zijn. Er staan nu dus twee groepen van zes in het lokaal en daarnaast groepen van drie. Ik merkte dat in groepen van drie de interactie vlotter verliep dan in grotere groepen.

Waarom dan toch die twee groepen van zes? Dit zijn de twee tafels waarmee ik nauwer samenwerk en meer ondersteuning kan bieden aan een groepje leerlingen die dit nodig hebben. Op deze manier wordt het door de opstelling van het lokaal ook mogelijk om te differentiëren. Kun je dit al zelfstandig, ga dan in een groepje van drie zitten. Heb je meer hulp nodig, kom dan in een grotere groep zitten. Dit werkt heel goed, en leerlingen geven zelf prima aan wat ze moeilijk vinden en waarvan ze denken dit al zelf te kunnen. Het is slechts in een paar gevallen voorgekomen dat leerlingen toch achteraan gingen zitten terwijl ik eigenlijk al wist dat ze eigenlijk meer hulp nodig hebben. Dit bespreek ik dan ook met ze. Het is ook voorgekomen dat een leerling vroeg om een tafel apart te mogen zetten om even alleen te werken. Prima, als dat is wat ze nodig hebben!

Leerlingen merken meteen wanneer er iets veranderd is en hebben hier ook zo hun mening over. In eerste instantie stonden alle groepen zo opgesteld dat het bord zichtbaar was. Dit beperkte echter de bewegingsruimte in het lokaal. Daarom staan sommige groepen van drie nu tegen de muur aan, waardoor er één leerling met z’n rug naar het bord zit. “Maar meneer, dat is echt enorm onhandig,” klaagde een leerling. Dat klopt. Precies dat onhandige is wat ik nodig heb om eraan herinnerd te worden dat ik dus niet de hele les voor dat bord tegen een klas moet gaan staan praten. Het zorgt ervoor dat ik mijn instructie kort en bondig maak en daarna de interactie tussen leerlingen stimuleer.

Net zoals er 15 miljoen bondscoaches zijn die allemaal een eigen kijk hebben op het beste Nederlands elftal zijn er genoeg verschillende visies op de beste opstelling in een lokaal. Belangrijk is om zelf je doelen in de gaten te houden en goed recht te doen aan wat je leerlingen nodig hebben. Dé toverformule is ook hier nog niet gevonden!

Dit Is Vandaag – Vlaamse documentaire over de toekomst van het onderwijs

Dit Is Vandaag is een Vlaamse documentaire over onderwijs waarin de vraag gesteld wordt waartoe onderwijs gegeven wordt. Sinds ik me vastgebeten heb in het werk van Gert Biesta komt die vraag steeds vaker bij me op en sta ik hier vaker bij stil. Dit Is Vandaag stelt de vakken, lesroosters en werkwijze op een leuke manier ter discussie. De suggestie om het vak “serieuze kwesties” in te voeren is een aardige. Een vak waarin serieuze, maatschappelijke zaken ter sprake kunnen komen en onderzocht kunnen worden. Ook wordt er stilgestaan bij de versnippering van het onderwijs en tegelijkertijd toch de focus op meetbare resultaten.

De documentaire is al in december 2013 online gezet, maar ik stuitte er nu pas op. In het kader van de onlangs geïntroduceerde discussie #onderwijs2032 is deze documentaire aardig om te bekijken. Mooi om te zien dat in Vlaanderen eigenlijk dezelfde zaken ter discussie gesteld worden als in Nederland. Zoveel verschillen we dus niet van elkaar.

Het enthousiasme van EdcampNL

Het eerste Edcamp in Nederland had ik gemist, maar deze keer was ik er wel bij. De eerste keer dat ik een unconference meemaakte. Geen vooraf vastgesteld programma, geen grote aangekondigde keynotes maar alleen een website met deelnemers was er ter voorbereiding te zien. Bij aankomst geen mooie badges met logo, maar gewoon functionele stickers. Geen programma, maar een leeg bord met hokjes.

Het lege bord met hokjes vulde zich snel met workshop suggesties van een half uur. De eerste die ik koos was een ronde over video’s in de les. Jacques Verschuren liet zien wat hij met Edpuzzle deed in zijn lessen. Een leuke tool die ik al wel voorbij had zien komen maar nog niet gebruikt heb. Wat Edpuzzle bijzonder maakt is dat de video voorzien kan worden van vragen, opmerkingen en gesproken commentaar. Op deze manier wordt het mogelijk om leerlingen de video te laten kijken en tegelijkertijd te controleren of zij de video begrepen hebben of te laten oefenen met wat ze geleerd hebben. De resultaten komen mooi terug in een overzicht, waardoor je als docent deze data kunt gebruiken in je lessen.
Het leuke aan een Edcamp is dat de deelnemers ook de workshops verzorgen. Jacques vertelde zijn ervaringen, maar was niet degene die een product aan het verkopen was. Geen commercieel verhaal, maar gewoon een verhaal uit de praktijk.

Rob Kerkhoven liet hierna zien wat hij doet met Nearpod in zijn lessen. Nearpod kende ik wel al een aantal jaren, maar omdat Nearpod in de beginjaren alleen voor Apple devices beschikbaar was ben ik het uit het oog verloren. Tegenwoordig is Nearpod voor alle devices beschikbaar, wat ik nog niet wist, dat biedt dus weer mogelijkheden! Wat me in de demonstratie van Rob het meeste aansprak was de mogelijkheid tot het geven van feedback naar alle leerlingen, direct tijdens de les! Met Nearpod spelen presentaties af op het eigen device van de leerling en kunnen er opdrachten in verwerkt worden die leerlingen moeten maken en waar ze direct feedback op krijgen. Nearpod biedt een prima manier om formatief te toetsen tijdens de les, en hier meteen iets mee te doen tijdens de les.

De derde ronde had ik niet ingevuld en uiteindelijk ook niet gevolgd. Op het Edcamp kom je overal mensen tegen die het willen hebben over onderwijs. Toen ik wilde kijken welke workshops er in de derde ronde gevolgd konden worden raakten we beneden in gesprek over de mogelijkheden met de Osmo. Tim Geers had dit educatieve speelgoed bij zich en heeft me meteen de inspiratie voor eens verjaardagscadeau voor mijn zoon gegeven! Tim zette de Osmo in bij woordenschatonderwijs in zijn klas op de basisschool. Het systeem herkent de letters die horen bij de afbeelding die op het scherm van de iPad te zien is. Leuk dat dit ook in competitie element gedaan kan worden. Dat moet ook kunnen met historische personen in mijn lessen geschiedenis! Een ronde zonder gevolgde workshop levert dus ook weer inspiratie op!

De workshops hierna waren minder op praktische zaken gericht maar gingen over waardengedreven onderwijs naar o.a. Biesta en de MOOC van Otto Scharmer over luisteren. Beide gesprekken vond ik erg waardevol, ook om te merken hoe herkenbaar ervaringen van collega’s op andere scholen zijn. Door deze gesprekken neem je ook dingen mee of wordt je gesterkt in je eigen activiteiten.

De laatste workshop was een erg inspirerende workshop over het Critical Skills concept door Hella Kuipers en Jeroen Smits. Heel mooi om hun enthousiasme te zien en te merken hoe zij volledig achter het concept van critical skills staan en daarmee mooie dingen met leerlingen bereiken. De verantwoordelijkheid ligt volledig bij de leerlingen en zij geven de leerlingen de tools om die verantwoordelijkheid te nemen. Mooi om te zien hoe zij dat voor elkaar krijgen!

//www.leraar24.nl/api/video/5745/embedded

Eigenlijk zouden alle scholen het moeten durven om een eigen Edcamp te organiseren, waarbij ze docenten de ruimte geven om met elkaar te delen waar ze goed in zijn. Maar ook met elkaar vragen op te werpen waar ze antwoord op willen. Eén van de workshop-stickers op het bord bevatte de vraag: “Wie heeft ervaring met gamification?” Ik heb deze workshop niet bijgewoond, maar dit is wel typisch wat een Edcamp kan doen. Vragen stellen en met elkaar een antwoord zoeken. Super om in zo’n ontspannen sfeer met elkaar ervaringen uit te wisselen en van elkaar te leren.

Why Starbucks Spells Your Name Wrong…

Onlangs kwam ik via Facebook onderstaande video tegen waarin komiek Paul Gale uitlegt waarom de namen op de bekers bij Starbucks zo vaak fout gespeld worden. Starbucks probeert door namen op bekers te noteren een persoonlijke band te krijgen met hun klanten. Maar zoals Paul Gale stelt wordt dit heel vaak fout gedaan. Nu is het geen enkele New Yorkse barista gelukt om Arjan correct op een beker te schrijven, dus wat dat betreft krijgt Gale gelijk.

De video van Paul Gale is natuurlijk grappig bedoeld, maar heeft ook wel een serieuzere boodschap. Een aantal jaren geleden beleefden we een ware hersen-hype. Er verschenen talloze boeken over de werking van onze hersenen. Docenten moesten vooral rekening houden met het puberbrein, etc. Dat veel van deze kennis niet één op één te vertalen is naar een klassensituatie kregen we later pas door. In deze hype las ik het boek Brain Rules van John Medina. Medina beschrijft hierin twaalf regels die in meerdere onderzoeken bewezen worden. Eén van deze regels kwam ineens weer in me op toen ik de video over Starbucks zag: “We don’t pay attention to boring things.” Eigenlijk wel een open deur natuurlijk. Medina stelt bij deze regel dat emoties helpen om onze aandacht beter bij een onderwerp te houden. Wat dat betreft zou Paul Gale wel eens gelijk kunnen hebben en is de strategie van Starbucks geniaal.
In de klas kunnen we ook gebruik maken van deze regel door de emotie van leerlingen aan te spreken. Hierbij is het uiteraard niet de bedoeling om iedere les in een tranendal te laten eindigen of er een cabaretvoorstelling van te maken, maar het gevoel van leerlingen aanspreken kan betrokkenheid vergroten. Ik probeer dit in de klas vaak te doen door leerlingen zich in te laten leven in een bepaalde situatie. Kunnen ze zich voorstellen hoe het was om voor het eerst een trein voorbij te zien komen die wel 30 km per uur reed! De geweldige snelheid van 30 km per uur maakt niet veel indruk, maar was toen de eerste trein naar Nederland kwam een geweldige vooruitgang. Kunnen ze zich voorstellen hoe het was om als kind in een fabriek te werken of als bemanning op een VOC-schip niet te weten of ze de reis naar Indië en terug levend zouden volbrengen? Geschiedenis biedt veel aanknopingspunten voor inleving, maar dat is ook vaak lastig.
“Wat zou jij doen als…” is een vraag die veel gebruikt wordt bij het inleven in historische gebeurtenissen. Ik betwijfel echter of deze vraag wel geschikt is om meteen bij leerlingen te deponeren. Veel jongens zijn in hun fantasie grote oorlogshelden en zouden nooit achter Hitler aan gelopen hebben, of zouden natuurlijk Joden in hun huis verstopt hebben. Het is maar de vraag hoeveel vermeende helden, daadwerkelijk helden zouden zijn geweest. Effectiever is het om hierbij historisch bronnenmateriaal te betrekken. Dagboeken van mensen die deze situaties daadwerkelijk meegemaakt hebben maken het mogelijk om te lezen hoe zij zich voelden op dat moment. Aan de hand van deze dagboeken kan vervolgens het gesprek gevoerd worden, wat vinden leerlingen hiervan? Wat spreekt hen aan? Kunnen ze zich voorstellen waarom mensen op een bepaalde manier gehandeld hebben?
Wanneer we leerlingen confronteren met verhalen van ooggetuigen gaat de geschiedenis steeds meer leven voor ze. Op die manier spreken we hun emoties aan en wordt geschiedenis niet iets van het verre verleden, maar zien ze in dat het gaat om mensen en hun belevenissen, keuzes en gevoelens door de eeuwen heen. Waar je zoal niet aan kunt denken als je een kort filmpje over Starbucks ziet!