The Power of Belief

Vandaag kwam ik op YouTube deze TED-talk tegen. In mijn vorige blogpost schreef ik over de taal waarin we spreken over leerlingen en pleitte ik voor een positief taalgebruik. In deze TED-talk laat Eduardo Brinceno zien dat de taal waarin we tegen leerlingen praten duidelijk effect heeft op resultaten van leerlingen en de vorming van leerlingen. Dit bevestigd nog maar eens dat de taal die we gebruiken van belang is. Toch legt Brinceno een gevaar bloot, want alleen positief taalgebruik kan ook gevaarlijk zijn. Brinceno maakt duidelijk dat complimenten gericht op de prestatie minder effectief zijn dan complimenten gericht op het proces.

 

Nooit meer: “Die hoort hier niet.”

Op een school als deze zitten veel verschillende leerlingen. Andere achtergronden, interesses en capaciteiten. Dat maakt de omgang met leerlingen interessant, maar zorgt er ook voor dat er rekening gehouden moet worden met deze diversiteit. De ene leerling is een kei bij wiskunde, maar heeft veel moeite met Nederlands. De ene leerling zit rustig in de klas terwijl de andere juist weer enorm opvalt. Dat leerlingen van elkaar verschillen valt niet te ontkennen. Toch valt daar nog veel over te zeggen.

Op school verwachten we dat leerlingen zich aanpassen aan onze normen. Leerlingen moeten heel veel. Ze moeten de lessen bijwonen. Ze moeten op tijd zijn. Ze moeten zich netjes gedragen in de klas. De hele dag moeten ze zich schikken naar normen die wij van buitenaf opleggen. Wanneer een leerling niet voldoet aan de norm hebben we een probleem. Wanneer er een probleem is, moeten we op zoek naar een oplossing. Maar vaak is er nog voordat er een oplossing gezocht wordt nog de vraag naar een diagnose. Een leerling die moeite heeft met opletten in de les zal vast en zeker ADHD hebben. Een leerling waarbij vaak de spullen niet in orde zijn en het huiswerk een rommeltje is zal ongetwijfeld PDD-NOS hebben. Een leerling die slechte resultaten behaalt zal niet intelligent genoeg zijn om een havo of mavo diploma te behalen bij ons op school en moet een andere school gaan zoeken.

Wanneer leerlingen niet voldoen aan de normen die wij ze opleggen komt daarbij ook vaak de volgende opmerking voorbij: “Die hoort hier niet.” Ik vraag me dan altijd af, waarom niet? Heeft deze leerling dan niet het recht op onderwijs? Jawel, wordt er dan vaak gezegd, maar niet hier.
In het boek Identiteit stelt Paul Verhaeghe dat we in onze zoektocht naar wat normaal is voortdurend het abnormale definiëren. Liefst voorzien van labeltjes die alles verklaren. Als iemand ADHD heeft moeten we er medicijnen in proppen om hem rustig te krijgen. De diagnose en medicatie vormen een geruststelling voor de ouders en het kind, met hen is immers niets aan de hand. Het is volgens Verhaeghe logisch dat in een dergelijke maatschappij het aantal diagnoses blijft groeien en de angst voor het abnormale toeneemt. Wie niet past binnen de gestelde kaders hoort er niet.

Verhaeghe verzet zich tegen deze trend. De verandering begint volgens hem met de taal waarin we over verschillende zaken spreken. Spreken we over een stoornis of spreken we over een hulpvraag die iemand heeft? Wanneer we de taal waarin we over problemen spreken veranderen, verandert volgens Verhaeghe ook de wijze waarop we hiernaar kijken.

Wanneer we dit vertalen naar onze eigen onderwijssituatie zien we meteen dat Verhaeghe gelijk heeft. Die drukke klas, die maar niet wil luisteren is geen rotklas maar daar zitten leerlingen in die specifieke aandacht nodig hebben. Die leerling die even wat mindere resultaten haalt is niet dom of hoeft niet af te stromen naar de mavo, daar speelt juist een heel directe hulpvraag. Laten we daarom met elkaar afspreken om de taal die we hanteren wanneer we spreken over leerlingen een positieve te laten zijn. Daarom wil ik de woorden “die hoort hier niet”, nooit meer horen!